De periode richting het jaareinde is voor beleggers en ondernemers hét moment om de fiscale positie tegen het licht te houden. Niet omdat “belastingtrucs” ineens magisch werken, maar omdat in Nederland één datum in box 3 allesbepalend is: de peildatum van 1 januari. Wat er op die dag op jouw naam staat (en hoe het is samengesteld), bepaalt de heffing over het hele jaar 2026.
In dit artikel bespreken we de belangrijkste punten voor particuliere beleggers, vastgoedbeleggers en dga’s. We leggen de nadruk op wat in de praktijk het meeste verschil maakt en verkennen of optimalisatie überhaupt nut heeft.
1) Box 3: Hoe wordt wat belast?
In box 3 (sparen en beleggen) wordt jouw vermogen in beginsel vastgesteld op 1 januari. Dat geldt voor banktegoeden, beleggingen, een tweede woning, vorderingen en (aftrekbare) schulden. Vervolgens rekent de fiscus met een fictief rendement per vermogenscategorie en daarover betaal je box 3-belasting.
Box 3 werkt vandaag de dag met categorieën. In de praktijk is dit vaak de belangrijkste observatie voor beleggers:
- Banktegoeden (spaargeld, deposito’s, contanten op rekeningen) kennen doorgaans een lager fictief rendement dan beleggingen.
- Beleggingen en overige bezittingen omvatten onder meer aandelenportefeuilles, obligaties, crypto (box 3), tweede woningen, vorderingen en bepaalde roerende zaken die je verhuurt of als belegging aanhoudt.
- Schulden verlagen de rendementsgrondslag, maar er gelden drempels en aparte rekenregels. Check dit dus goed!
Concreet: een belegger met een grote effectenportefeuille zit relatief veel in “overige bezittingen”. Dat is precies de categorie waar het forfaitaire rendement doorgaans het hoogst ligt. Vandaar dat veel mensen rond 1 januari “logisch” gaan denken: tijdelijk naar cash. Alleen: daar zit een belangrijke valkuil (zie verderop).
Box 3 (sparen en beleggen)
- Belastingtarief box 3 (2025 én 2026): 36% over het berekende (fictieve) rendement.
- Heffingsvrij vermogen: 2025 € 57.684 p.p. (partners € 115.368) en 2026 € 59.357 p.p. (partners € 118.714).
| Rendementspercentages (voorlopige aanslag) | 2025 | 2026 |
|---|---|---|
| Banktegoeden | 1,44% | 1,28% |
| Beleggingen en overige bezittingen | 5,88% | 6,00% |
| Schulden | 2,62% | 2,70% |
Let op: het percentage voor “beleggingen en andere bezittingen” staat vast. De percentages voor banktegoeden en schulden worden definitief vastgesteld ná afloop van het jaar (dus later bij de definitieve aanslag).
Rekenvoorbeelden (2026)
Voorbeeld 1 – alleen spaargeld (geen fiscale partner)
- Banktegoeden: € 150.000
- Schulden: € 0
- Belastbaar rendement: € 150.000 × 1,28% = € 1.920
- Rendementsgrondslag: € 150.000
- Grondslag sparen en beleggen: € 150.000 − € 59.357 = € 90.643
- Aandeel: € 90.643 ÷ € 150.000 = 60,429%
- Box 3-inkomen: € 1.920 × 60,429% ≈ € 1.160
- Box 3-belasting: € 1.160 × 36% ≈ € 418
Voorbeeld 2 – spaargeld + beleggingen + 2e woning + schuld (geen fiscale partner)
- Banktegoeden: € 150.000
- Beleggingen: € 75.000
- 2e woning: € 200.000
- Schuld (bijv. voor 2e woning): € 100.000
- Belastbaar rendement:
- Rendement banktegoeden: € 150.000 × 1,28% = € 1.920
- Rendement overige bezittingen: (€ 75.000 + € 200.000) × 6,00% = € 16.500
- Aftrekbare schuld: € 100.000 − € 3.800 = € 96.200
- Rendement schulden: € 96.200 × 2,70% ≈ € 2.597
- Belastbaar rendement: € 1.920 + € 16.500 − € 2.597 ≈ € 15.823
- Rendementsgrondslag: (€ 150.000 + € 75.000 + € 200.000) − € 96.200 = € 328.800
- Grondslag sparen en beleggen: € 328.800 − € 59.357 = € 269.443
- Aandeel: € 269.443 ÷ € 328.800 = 81,947%
- Box 3-inkomen: € 15.823 × 81,947% ≈ € 12.966
- Box 3-belasting: € 12.966 × 36% ≈ € 4.668
Belangrijk: box 3 gaat dus niet alleen om “hoeveel” vermogen je hebt, maar vooral ook om welke soort vermogen je hebt (banktegoeden versus overige bezittingen), omdat het fictieve rendement per categorie verschilt.
2) Praktische acties vóór 1 januari 2026 (legitiem en vaak relevant)
Hieronder staan acties die in de praktijk het meest voorkomen. Welke zinvol is, hangt af van jouw situatie en doel (belastingdruk minimaliseren versus beleggingsdoel en risico).
2.1 Grote aankopen voor eigen gebruik: wanneer telt iets niet mee in box 3?
Roerende zaken voor eigen gebruik (bijvoorbeeld auto, inboedel) horen in principe niet in box 3. Dat betekent dat een grote uitgave die je toch al wilde doen, je box 3-vermogen op peildatum kan verlagen. De Belastingdienst maakt daarbij wél onderscheid: roerende zaken die je verhuurt of als belegging houdt vallen juist onder “overige bezittingen”.
Praktische nuance: “voor eigen gebruik” is geen vrijbrief om waardevolle items te kopen met een primair beleggingsmotief. Houd het dus bij aankopen die je daadwerkelijk gebruikt (en kunt uitleggen).
2.2 Vastgoed of een beleggingspand in box 3: levering/overdracht is doorslaggevend
Heb je een tweede woning, vakantiewoning of een (privé) beleggingspand in box 3 en ben je van plan te verkopen? Dan telt doorgaans de situatie op 1 januari. In de praktijk betekent dat: als je de box 3-positie wilt beïnvloeden, is het moment van juridische levering (bij de notaris) vaak belangrijker dan “mondelinge” of zelfs contractuele afspraken. Verkoop vóór 1 januari kan betekenen dat je het vermogen als banktegoed terugziet op peildatum (andere categorie).
2.3 Groene beleggingen: vrijstelling kan (deels) helpen
In de rekenvoorbeelden van de Belastingdienst zie je dat groene beleggingen (onder voorwaarden) een vrijstelling kennen tot een maximum per persoon, met het meerdere dat alsnog in box 3 meetelt. In het 2026-voorbeeld wordt € 26.715 per persoon (fiscale partners dus het dubbele) genoemd.
Dit is een gespecialiseerde hoek: rendement, risico, looptijd en voorwaarden verschillen sterk per product. Maar voor wie al defensiever wil alloceren kan het netto interessant zijn om dit door te rekenen.
2.4 Fiscale partners: verdelen loont
Met een fiscale partner kun je de box 3-grondslag verdelen. Dat maakt optimalisatie eenvoudiger (bijvoorbeeld om drempels en vrijstellingen effectief te benutten).
3) De grote valkuil: peildatumarbitrage (even verkopen en terugkopen)
Veel beleggers denken aan het volgende: aandelen verkopen in december, op 1 januari “cash” hebben, en in januari weer terugkopen. De wetgever heeft hier expliciet een anti-misbruikregeling voor.
De Belastingdienst geeft aan dat het omzetten van beleggingen/overige bezittingen naar spaargeld in de 3 maanden vóór 1 januari, gevolgd door een “terugdraai” in de 3 maanden ná 1 januari, in principe niet leidt tot lagere heffing.
De kern: verschuivingen in de arbitrageperiode kunnen fiscaal worden genegeerd, tenzij je aannemelijk maakt dat er zakelijke redenen waren (niet enkel belastingbesparing). Indien er zakelijke redenen waren is het verdedigbaar, maar wees je er van bewust dat “window dressing” rond de peildatum niet aantrekkelijk is en potentieel risicovol.
4) Tegenbewijsregeling box 3 en de Opgaaf Werkelijk Rendement (OWR)
Als jouw werkelijke rendement lager is dan het fictieve rendement dat de Belastingdienst hanteert, kun je mogelijk gebruikmaken van de tegenbewijsregeling via het formulier Opgaaf Werkelijk Rendement (OWR). De Belastingdienst communiceert hierover per brief en werkt gefaseerd.
Een relevante nuance uit de uitleg van de Belastingdienst: bij de berekening van het werkelijk rendement wordt geen heffingsvrij vermogen toegepast. En als jouw werkelijke rendement hoger blijkt dan het fictieve rendement, ga je niet méér betalen dan eerder op basis van het fictieve rendement is vastgesteld.
Praktisch advies: als je denkt dat je in aanmerking komt, begin ruim op tijd met het verzamelen van jaaroverzichten, transacties, ontvangen rente/dividenden en relevante waardemutaties. Dit voorkomt dat je later onder tijdsdruk moet reconstrueren.
5) Box 2: dividend uitkeren (of juist spreiden) richting 2026
Voor dga’s en ondernemers met een bv is box 2 vaak de tweede grote optimalisatieknop. De tarieven zijn tweeschijvig:
- 2025: 24,5% tot € 67.804, daarboven 31%.
- 2026: 24,5% tot € 68.843, daarboven 31%.
Waarom is dit relevant voor planning?
- Als je structureel dividend wilt uitkeren, kan spreiden over jaren helpen om vaker (gedeeltelijk) binnen de lage schijf te blijven—zeker als je fiscale partner ook mee kan delen in de schijfgrens.
- Dividendbesluiten moeten passen bij liquiditeit, gewenste buffer in de bv, toekomstige investeringen en eventuele financieringsconvenanten.
- Houd rekening met de praktische uitvoering: formeel dividendbesluit, (eventuele) uitkeringstoets en de gebruikelijke inhouding/afhandeling van dividendbelasting waar dat van toepassing is.
Bovenstaande geldt enkel indien je koste wat kost dividend wil uitkeren. Bij De Koersen zijn we echter van mening dat geld van zakelijk naar privé halen via box 2 fiscaal nooit optimaal is.
6) Checklist: wat regel jij uiterlijk vóór 31 december 2025?
- Maak een box 3-inventarisatie: banktegoeden, beleggingen, vastgoed, vorderingen, crypto, schulden.
- Check of je (ruim) boven het heffingsvrije vermogen uitkomt en of optimalisatie impact heeft.
- Beoordeel of je plannen hebt met vastgoed of andere grote bezittingen: is levering vóór/na 1 januari gewenst en haalbaar?
- Overweeg géén cosmetische “cash-truc” rond peildatum: check de regels over peildatumarbitrage.
- Als je mogelijk recht hebt op tegenbewijs: zet je administratie klaar voor OWR en let op communicatie van de Belastingdienst.
- Heb je een bv: maak eventueel een dividendplan voor 2025/2026 met oog voor de schijven en jouw cashbehoefte. :contentReference[oaicite:15]{index=15}
Disclaimer
Dit artikel is bedoeld als algemene informatie voor lezers van DeKoersen.nl en is geen persoonlijk fiscaal of juridisch advies. Wet- en regelgeving, tarieven en interpretaties kunnen wijzigen en jouw situatie kan afwijken. Laat grotere beslissingen (dividend, vastgoedtransacties, box 3-herstructurering) bij voorkeur toetsen door een fiscalist of belastingadviseur.